VERHAAL – BERGEN AAN ZEE

De zon zakte langzaam voorbij de horizon van de Noordzee waardoor de lucht voor even de kleur had van mandarijnen. Voorzichtig trok ik Sara nog iets dichter tegen me aan. Als vanzelf legde ze haar hoofd op mijn schouder. Ik keek opzij. Niets was fijner dan haar te zien genieten van de laatste avondwarmte voordat de schemer inviel. Nog steeds zag ik het meisje in haar op wie ik destijds verliefd was geworden. Haar vroegere schoonheid schemerde – nu alleen voor mij waarneembaar – door haar gegroefde gezichtshuid heen. Kon ik haar nog maar duizend keer zeggen hoe mooi ze was zonder dat ze het zou vergeten.

Het spijt me maar we moeten gaan, lieverd,’ zei ik.

Waar gaan we heen?’ vroeg ze voor zich uitstarend.

Ik liet haar los zodat ik haar aan kon kijken. ‘Dat is een verrassing. Je houdt toch zo van verrassingen?’

Sara knikte. Er brak een glimlach door op haar gezicht die maakte dat ik me een verrader voelde. We behoorden hier maar toch haalde ik haar weg bij alles wat ze liefhad. Nog een laatste keer keek ik uit over het kalme water voordat ik haar begeleidde naar de zilverkleurige Volvo die op de oprit voor de bungalow stond geparkeerd. Ik hielp haar instappen. Daarna nam ik naast haar plaats en startte de motor die grommend tot leven kwam. Zwijgend reden we in de richting van het dorpscentrum. Sara wees me niet meer op het hotel waar we onze huwelijksnacht hadden doorgebracht zoals ze voorheen altijd had gedaan. Het werd alsmaar moeilijker om te raden wat er in haar omging.

Zullen we als de kinderen groot zijn in een huisje aan zee gaan wonen?’ vroeg Sara plotseling.

Dat lijkt me heerlijk,’ zei ik met mijn ogen op het asfalt gericht.

Dan nemen we een hond en maken elke dag een ochtendwandeling door de duinen,’ vervolgde ze.

Als ik maar bij jou kan zijn,’ zei ik. ‘Waar jij bent, voel ik me thuis.’ Ik bespeurde een trilling in mijn stem.

We passeerden achtereenvolgens het hertenkamp en het stadspaviljoen. De laatste jaren was het zoveel drukker geworden in het dorp. Langzaam werd het Bergen aan Zee dat ik kende verzwolgen door nieuwbouw. De herinneringen uit mijn jeugd werden uitgewist, alsof ook ik het recht niet meer had om te bestaan.

Uiteindelijk hield ik enkele kilometers verderop stil voor de hoofdingang van het uitgestrekte gebouw met de rode bakstenen. Alleen de meeuwen die waren neergestreken op het dak herinnerden me eraan dat we ons nog steeds vlakbij de kust bevonden.

Sara keek me niet aan maar wiegde zacht heen-en-weer, zoals ook kleine kinderen dat deden om zichzelf te kalmeren. Van voor, naar achter, van links, naar rechts. Zou ze vagelijk herkennen waar we waren? Had ze enig besef van wat er stond te gebeuren?

Het spijt me dat ik je hierheen breng,’ zei ik terwijl ik de autosleutels uit het contact haalde, ‘maar ze kunnen hier zoveel beter voor je zorgen dan ik.’

Sara schudde haar hoofd. Van voor, naar achter, van links, naar rechts.

Ik slikte en stapte uit. Buiten Sara’s zicht tilde ik de koffer met de laatste stuks zomerkleding, toiletspullen en de fotolijstjes uit de kofferbak. Vervolgens liep ik om de auto heen en opende het portier aan haar kant. Ik reikte haar mijn hand aan. Onze blikken vonden elkaar. Voor een fractie van een seconde leek ze opvallend helder.

Ga je met me mee, lieverd?’ vroeg ik in de hoop haar te bereiken voor ze weer verdween in haar eigen wereld waarbinnen het verleden en heden samenvloeiden tot een tijdloos mengsel.

Te laat. Het licht dat ik binnenin haar had zien gloeien, was alweer uitgedoofd. Twijfelend nam Sara mijn hand aan. Wederom gearmd liepen we het onvermijdelijke lot tegemoet.

Eenmaal binnen werden we opgewacht door een jonge vrouw in een wit uniform die de koffer van me overnam. Ze verzocht ons achter haar aan te lopen. En zo vervolgden we onze weg door lange gangen met aan weerszijden kamerdeuren tot we aankwamen bij nummer 103. De soberheid van het vertrek overviel me toen we de drempel overstapten. Er stond niet meer dan een tweetal stoelen, een tafeltje en een eenpersoonsbed.

Wilt u al afscheid van uw echtgenote nemen?’ vroeg de vrouw in het uniform.

Ik knikte want hoe langer ik zou blijven, hoe moeilijker het zou worden om te vertrekken. Ik wendde me tot Sara. ‘Morgen ben ik er weer,’ fluisterde ik. ‘Niet bang zijn. Beloof me alsjeblieft dat je niet bang zult zijn vannacht.

Geen antwoord.

Voor de laatste keer vandaag streek ik een zilver doorregen haarlok achter haar oor en kuste ik haar voorhoofd. Hoelang zou ze me nog herkennen, schoot het door me heen. Hoeveel tijd hadden we nog samen voordat ze niet meer zou weten wie ik was?

Zonder achterom te kijken, liep ik de lange gang weer in waar een man van mijn eigen leeftijd zich nu schuifelend voortbewoog achter een rollator. Hij neuriede een kinderwijsje. Ik kon het niet opbrengen om hem gedag te zeggen.

Weer terug op de parkeerplaats veegde ik de tranen uit mijn ooghoeken. Dit was nu Sara’s thuis. En ik? Ik ging terug naar het huisje aan zee en de golden retriever die inmiddels te stram was om te jagen op konijnen in de duinen.

Delen:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *